Ik was onderweg naar huis, fiets aan de hand, hoofd vol gedachten.
En toen keek ik omhoog.
De Westertoren stond er zoals altijd — onverstoorbaar, rustig, groter dan alles eromheen.
Iedereen haastte zich verder, maar ik bleef even staan.
Het voelde alsof de toren me eraan herinnerde dat niet alles snel hoeft.
Dat sommige dingen er gewoon zijn.
Altijd.